Van darts kan bridge iets leren

Londen, 3 januari 2017. Darters doen iets goed waar wij bridgers nog veel van kunnen leren. Ik doel op het aantrekkelijk presenteren van hun sport voor een breed publiek. Darts wordt op televisie prachtig in beeld gebracht op een gespleten scherm met links het dartbord en rechts de speler die er een pijl naar gooit. Vergelijk dat eens met de wazige beelden van speeltafels in actie bij een wereldkampioenschap bridge, zoals die worden uitgezonden via het internet. Die beelden zijn bruikbaar gebleken om valsspelers te ontmaskeren – maar niet om bridge als een aantrekkelijke sport neer te zetten. Oké, dart-gimmicks als opkomstmuziekjes en walk‑on girls zijn misschien niet zonder meer over te planten naar bridge (walk‑on boys bij de Bondsklassen?). Sinds echter de eerste successen van Raymond van Barneveld een jaar of twintig geleden is darts uitgegroeid van een schimmige kroegsport tot een populaire kijk‑ en doesport bij grote delen van de bevolking, in Nederland en in andere delen van de wereld. Vergelijk dat eens met de gortdroge ‘analyses’ zoals je die van bridgewedstrijden ziet – als je al iets ziet. Analytisch klopt het meestal wel, publicitair is het helemaal niks. Ik kan me niet onttrekken aan de indruk dat die darters iets hebben begrepen wat wij bridgers maar niet willen snappen: het gaat niet primair om de analytische juistheid, het gaat om het bréngen van zo’n sport.